Scope and Contents
Het archief bevat zowel zakelijke als persoonlijke stukken van Meijer Pinkhof, onder andere over zijn vrouw en dochters. Het bijzondere daarvan is dat zij laten zien hoe het gezin probeerde aan tewerkstelling en deportatie te ontkomen. Er is een verklaring van de Joodsche Raad voor Amsterdam dat Detje Pinkhof als onderwijzeres werkzaam is aan de Eerste Joodsche Kleuterschool ‘en als zodanig onmisbaar moet worden beschouwd’. Er is een verklaring van het Nederlands-Israëlisch Ziekenhuis en Oudeliedengesticht te Amsterdam dat Sophie Pinkhof bij de instelling werkzaam is als dienstbode (het ziekenhuis werd enige tijd door de Duitsers ontzien). Er is een verklaring van W.P.C. Zeeman, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, dat Esther Pinkhof zodanig slechte ogen heeft dat zij ‘als invalide moet worden beschouwd … en voor zeer vele, overigens eenvoudige werkzaamheden ongeschikt is’. En er is een verklaring van de Joodsche HBS te Amsterdam dat Meijer Pinkhof daar als leraar werkzaam is ‘en als zoodanig niet gemist kan worden’.
Dates
- 1892-1942
Creator
- Pinkhof, Meijer, 1892-1943 (Person)
- Pinkhof-Oppenheim, Marianne Jeannette, 1896-1943 (Person)
- Pinkhof, Detje, 1924-1943 (Person)
- Lothan-Pinkhof, Esther, 1922-1998 (Person)
- Pinkhof, Sophie, 1925-1943 (Person)
Language of Materials
Nederlands, Duits
Conditions Governing Access
Het archief is toegankelijk voor onderzoek.
Conditions Governing Use
Bij raadpleging is het Reglement voor de gebruikers van de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam van toepassing. Reproductie en reproductierechtvergoedingen conform de Tarieven en Diensten Universiteit van Amsterdam.
Het materiaal wordt alleen ter inzage gegeven.
Biographical / Historical
Meijer Pinkhof werd geboren op 26 januari 1892 in Amsterdam. Zijn ouders, huisarts Herman Pinkhof en pianolerares Adeline de Beer, waren liberaal-joods opgevoed maar waren geleidelijk orthodox geworden. Zij voedden hun kinderen op in de geest van de Mizrachie: het religieus zionisme. Hij doorliep de lagere en de middelbare school in zijn geboorteplaats en raakte in deze jaren geïnteresseerd in de ‘natuursport’: het bestuderen, bewonderen en genieten van de natuur door er zelf op uit te trekken. Het was een liefhebberij die in het begin van de twintigste eeuw opkwam en bij veel (jonge) mensen populair was. Twee schriften met de namen van wilde planten die Pinkhof in de jaren 1906-1909 in en rond Amsterdam vond, getuigen van deze vroege belangstelling voor de plantkunde. Pinkhof ging in 1911 plant- en dierkunde studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Hij behaalde zijn doctoraal examen op 19 maart 1920. De studie werd onderbroken door de vervulling van de militaire dienstplicht. Bovendien was hij van april 1917 tot februari 1918 tijdelijk leraar in de plant- en dierkunde aan het gymnasium in Amsterdam. Pinkhof was vervolgens van september 1919 tot september 1924 tijdelijk leraar plant- en dierkunde aan de Kadettenschool in Alkmaar. In 1928 werd hij leraar plant- en dierkunde aan het Nederlandsch Israëlitisch Seminarium in Amsterdam.
Na enkele assistentschappen bij verschillende laboratoria sedert 1917 werd Pinkhof in 1921 eerste assistent op het laboratorium voor plantenfysiologie en farmacognosie van de Universiteit van Amsterdam; vanaf 1934 was hij gewoon assistent. De aanstellingen waren steeds tijdelijk en werden jaarlijks verlengd. Waarschijnlijk vanwege de achteruitstelling en vermindering van inkomen in 1934 verzocht en ontving hij in 1935 voor vijf jaar de toelating als privaatdocent micro-klimatologie aan de Universiteit van Amsterdam, een toelating die in 1940 voor opnieuw vijf jaar werd verleend. In deze functie gaf Pinkhof regelmatig advies aan diverse personen en instanties. Bovendien was hij in 1936-1938 in dienst bij de Gemeente-Electriciteitswerken Amsterdam als adviseur inzake elektrische verwarming en belichting ten dienste van de groenteteelt.
In 1925 wilde de Faculteit der Wis- en Natuurwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen Pinkhof voordragen bij Curatoren voor de benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de botanie. Voor de aanstelling was het evenwel nog nodig te promoveren. Vanwege de haast die men had met de aanstelling moest dat binnen drie maanden gebeuren. Pinkhof promoveerde toen in rap tempo op een wetenschapstheoretische verhandeling: De biologie als wetenschap. Een methodologische schets. De dissertatie kon de Groningse Faculteit echter niet bekoren en van de voordracht werd afgezien. De teleurstelling bij Pinkhof was uiteraard zeer groot.
In september 1940 werd Pinkhofs aanstelling als assistent niet langer verlengd. Reeds in november 1940 volgde het besluit van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied dat Joden niet langer bij het openbaar en het niet-joodse bijzonder onderwijs in dienst mochten zijn. Pinkhof verloor hiermee ook zijn positie als privaatdocent. Hij werd vervolgens aangesteld als leraar plant- en dierkunde aan drie joodse scholen in Amsterdam en Haarlem.
Pinkhof was getrouwd met de eveneens joodse Marianne Jeanette Oppenheim. Zij hadden elkaar leren kennen op een Mizrachistische jeugdvereniging. Zij was in 1916 plant- en dierkunde aan de Universiteit van Amsterdam gaan studeren, maar had haar studie niet afgemaakt. In 1920 was zij tijdelijk lerares natuurwetenschappen aan de Handelsschool in Alkmaar en in 1942 lerares aan de joodse kleuterschool in Amsterdam. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren: Esther Rosa (1922), Adele Louise (‘Detje’) (1924), Sophie (1925) en Clara Jeanette (‘Claartje’) (1928).
Na allerlei maatregelen waardoor de bewegingsvrijheid van Joden steeds verder werd beperkt en zij geïsoleerd werden van niet-Joden, begon de Duitse bezetter in het voorjaar van 1942 met hun deportatie. Toen na een oproep zich te melden slechts vijfhonderd van de beoogde zevenduizend Amsterdamse Joden op 25 mei 1943 voor transport naar Westerbork verschenen, werd de dag erna een grootscheepse razzia gehouden. Meijer Pinkhof, zijn vrouw en hun drie jongste dochters werden opgepakt en naar kamp Westerbork overgebracht. Op 20 juli vertrokken zij per trein naar vernietigingskamp Sobibor, waar zij drie dagen na aankomst om het leven werden gebracht.
Oudste dochter Esther was in 1942 getrouwd met Hans Asscher. Zijn doel was naar Palestina te emigreren en mee te werken aan de ontginning van het land. Daarom had hij bij enkele tuinderijen gewerkt. In 1942 werkte hij in de groentetuin van ‘Het Apeldoornse Bos’, een joodse psychiatrische inrichting. Esther werkte daar in de huishouding. Toen de inrichting in januari 1943 sloot, werden zij naar Westerbork overgebracht. In februari 1944 volgde deportatie naar kamp Bergen-Belsen. In april 1945 werden zij van daar met een aantal andere gevangenen per trein geëvacueerd naar kamp Theresienstadt. Hans overleed onderweg, Esther werd op 23 april door Russische troepen bevrijd in de buurt van het dorp Tröbitz waar het transport was gestrand. Zij keerde terug naar Nederland en emigreerde in 1946 naar Palestina.
Extent
0,04 meter
Abstract in Dutch
Het archief bevat zakelijke en persoonlijke stukken van Meijer Pinkhof (1892-1943), van 1921 tot 1940 werkzaam als assistent en privaatdocent aan de Universiteit van Amsterdam. Hij kwam om in vernietigingskamp Sobibor.
Abstract in English
The archive contains professional and personal items of Meijer Pinkhof (1892-1943), who worked as assistant and Privatdozent at the University of Amsterdam from 1921 until 1940. He was murdered at Sobibor extermination camp.
Physical Location
Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam
Other Finding Aids
E.J.A. Zevenhuizen. De wereld van Hugo de Vries. De inventarissen van het archief van Hugo de Vries en van de andere archieven en collecties van de Bibliotheek Biologisch Centrum, Faculteit der Biologie, Universiteit van Amsterdam. Amsterdam, 1996. Hierin een bijlage met trefwoorden.
Custodial History
Hoe het archief bewaard is gebleven, is niet bekend. De stukken werden alle samen aangetroffen in een envelop die getuige het adreslabel door de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam aan de bibliotheek van de Hortus Botanicus was gezonden. Mogelijk heeft de envelop slechts als (latere) verpakking gediend en heeft zij niets met de inhoud te maken. Denkbaar is dat Pinkhof de stukken bij een collega van de Hortus in bewaring had gegeven en dat ze daar steeds bewaard zijn in de bibliotheek van de Hortus. Het adreslabel is (ongenummerd) bij het archief opgenomen.
Immediate Source of Acquisition
In 1986 verhuisden de stukken met de Hortusbibliotheek mee naar het Biologisch Centrum Anna’s Hoeve in de Watergraafsmeer en bij het ontstaan van de Bibliotheek Bètawetenschappenin 2009 belandden de stukken in de Artis Bibliotheek. In 2019 werd het archief ondergebracht bij het Allard Pierson.
Appraisal
Voor de geschiedenis van de biologie en de Universiteit van Amsterdam heeft het archief slechts geringe betekenis. Voor de geschiedenis van de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft het archief echter grote waarde.
Accruals
Er worden geen aanvullingen verwacht.
Bibliography
- Esther Lothan-Pinkhof, Het verhaal van mijn leven, z.p. 1992
- Erik Zevenhuizen. Een klein archief met bijzondere waarde (UvA Erfgoed - Blog). Internet: geraadpleegd 16 juni 2021
Processing Information
De collectie is na de verhuizing van de Hortusbibliotheek naar het Biologisch Centrum Anna’s Hoeve in 1996 ontsloten met een inventaris.
Source
- Hortus Botanicus (Amsterdam, Netherlands) (Organization)
- Title
- Inventaris van het archief van Meijer Pinkhof (1892-1942)
- Author
- E.J.A. Zevenhuizen
- Date
- 2021
- Description rules
- Describing Archives: A Content Standard
- Language of description
- Dutch; Flemish
- Script of description
- Latin
- Language of description note
- Nederlands
- Edition statement
- Eerste versie in druk 1996, tweede versie online 2021
Repository Details
Part of the Allard Pierson Repository
Oude Turfmarkt 127-129
Amsterdam 1012 GC Nederland