Skip to main content

Collectie van de Stichting Het Réveil-Archief

 Collection
Identifier: UBA105

Scope and Contents

De collectie bevat manuscripten, iconografisch materiaal en gedrukte werken die te maken hebben met personen die een rol hebben gespeeld in de Réveilbeweging en hun familie. Wat de familie betreft gaat het grotendeels om correspondentie van en aan de Réveilfiguren, maar in een enkel geval bevinden zich in de collectie ook stukken die betrekking hebben op verre voorouders, waaronder testamenten, doctorsbullen, huwelijks- en scheidingsakten.

Onder de handschriften bevinden zich dagboeken van Réveilfiguren, zoals de bankdirecteur Willem de Clercq, de letterkundige H.J. Koenen, de dominee N.H. de Graaf en de rechter en volksvertegenwoordiger P.J. Elout van Soeterwoude. Onder die dagboeken nemen die van De Clercq wegens hun gedetailleerdheid en grote leesbaarheid een bijzondere plaats in. Réveilaanhangers hadden een grote behoefte om hun gevoelens en gedachten aan die van hun vrienden te toetsen. Hun onderlinge correspondentie vormt een belangrijk onderdeel van de collectie. Alleen Willem de Clercq en Isaäc da Costa schreven elkaar al meer dan 3000 brieven.

Réveilaanhangers getuigden graag van hun mening, wat terug te vinden is in handschriften van lezingen, colleges en preken. Ook veel aantekeningenmateriaal voor dit stichtend werk is bewaard gebleven.

Van veel Réveilmensen bevinden zich persoonlijke stukken in de collectie.

Het iconografisch materiaal bestaat uit foto's, glasnegatieven, litho's, gravures en schilderijen waarop figuren uit het Réveil en hun familie staan afgebeeld. De collectie bevat ook propagandamateriaal over de Heldringstichtingen.

In het archief bevinden zich ook archivalia van nazaten van Réveil-figuren, zoals van Andrew de Graaf, zoon van N.H. de Graaf.

Dates

  • 1625 (1561?)-1985
  • Majority of material found within 1820-1870

Creator

Language of Materials

Diverse talen, waaronder Nederlands, Frans, Duits, Engels en Latijn

Conditions Governing Access

De collectie is verfilmd en raadpleegbaar vanaf microfilm. De originele documenten worden in principe niet ter inzage gegeven.

Conditions Governing Use

Bij raadpleging is het Reglement voor de gebruikers van de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam van toepassing. Reproductie en reproductierechtvergoedingen conform de Tarieven en Diensten Universiteit van Amsterdam.

Aangezien het materiaal op microfilm beschikbaar is, is voor raadpleging van originele documenten toestemming vereist van de collectiebeheerder. Indien toestemming verkregen is, wordt het materiaal alleen ter inzage gegeven.

Biographical / Historical

Het Nederlandse Réveil was een opwekkingsbeweging binnen het protestantisme die zich van 1820 tot 1860 deed gelden in het kerkelijk leven, de literatuur en de politiek. De aanhangers van die beweging richtten zich tegen de relativerende kijk op de Bijbel die door de vooruitgang van de natuurwetenschappen in ontwikkelde kringen gemeengoed geworden was. Maar ook maakten zij bezwaar tegen de beknotting van het geloof door de voorschriften van de kerk. De kunsthistoricus Allard Pierson, zelf kind van Réveilouders, heeft de beweging bondig getypeerd als een 'richting van orthodoxen tegen orthodoxie'. De aanhangers van de beweging achtten, zoals het goede kinderen van de Romantiek betaamde, het gevoel superieur aan de rede.

In Europa waren ook in de achttiende eeuw al bewegingen actief die meer belang hechtten aan Bijbelkennis, directe geloofsbeleving en bekering dan aan wat in de kerk geboden werd. Te denken valt aan het piëtisme en het methodisme. In Nederland bestond al sinds de zeventiende eeuw de gewoonte om het ware geloof niet in kerkdiensten maar in huiskamerbijeenkomsten te zoeken. Een van de kernpunten van de ideologie van het Réveil vindt men fraai verwoord bij de Woubrugse predikant Comrie, die in 1773 aan een jongere collega schrijft liever één traan te schreien 'die voortvloeit uit het zien van Jezus, zoals God Hem mij aanbiedt en de Heilige Geest Hem aan mijn ziel openbaart, dan een hele oceaan, voortvloeiend uit een wettische beschouwing'. Het waren niet zo zeer nieuwe inzichten waardoor het Réveil zich kenmerkte als wel de hevigheid waarmee oude inzichten beleden werden. Die hevigheid komt bij Nederlands grootste romantische dichter Willem Bilderdijk vandaan, een man wiens grondhouding er een van verzet was. In zijn privatissimum Vaderlandse Geschiedenis waarmee hij in 1817 in Leiden begon, zette hij de toon van de Réveilbeweging. Het eerste jaar dat hij dit college gaf, had Bilderdijk Isaäc da Costa, Abraham Capadose en Dirk van Hogendorp onder zijn gehoor. Hun leermeester vertelde hun niet alleen dat geloof inhield 'gevoelen, niet denken', maar bracht hun ook een geduchte afkeer van de volkssoevereiniteit bij. Dit leidde er bijvoorbeeld toe dat Dirk van Hogendorp lange tijd geen openbare functie kon bekleden omdat hij weigerde de eed op de zijns inziens te liberale grondwet af te leggen.

In diezelfde tijd had zich in Genève een groep jonge theologiestudenten gevormd die inging tegen de heersende richting in de Geneefse Staatskerk waarin het beoefenen van de deugd gepropageerd werd maar waarin Jezus Christus als verlosser naar de achtergrond was verdwenen. Die studenten stonden onder invloed van de Schotse Baptist Robert Haldane, die zijn niet onaanzienlijke fortuin had gespendeerd aan het verbreiden van het Evangelie in Schotland en daarbuiten. Hij hield de studenten voor dat de mens alleen door Jezus Christus gered kon worden. Toen de jonge predikers dit geloof gingen uitdragen, kwamen zij in conflict met de kerkelijke autoriteiten in Genève, die in 1817 een reglement uitvaardigden waarin het predikanten verboden werd de Goddelijke natuur van Jezus, de werking van de genade, de erfzonde en de predestinatie te behandelen. De jonge predikant César Malan trok zich hier niets van aan en werd uit zijn ambt gezet. De strijd in Genève trok vanwege zijn principiële karakter grote aandacht in Nederland. Boeken waarin het conflict beschreven werd, werden door met de vervolgden sympathiserende Nederlanders vertaald. De oud-diplomaat baron Van Zuylen van Nyevelt vertaalde het door de Geneefse predikant Ami Bost geschreven Genève religieuse en mars 1819 en in 1823 verscheen in Nederland een bundel met stukken over de lotgevallen van César Malan. Een andere leerling van Haldane die invloed uitoefende op het Nederlandse Réveil was Jean-Henri Merle d'Aubigné, die van 1823 tot 1830 hofprediker van koning Willem I in Brussel was. Onder invloed van zijn preken zwoer de jonge kabinetssecretaris Guillaume Groen van Prinsterer het liberalisme af en bekeerde zich tot het Réveil.

Een gewichtig moment in de geschiedenis van het Réveil was de overgang van Bilderdijks leerlingen Isaäc da Costa en Abraham Capadose van de joodse naar de hervormde godsdienst in 1822. De nieuwe christenen trokken met veel aplomb ten strijde tegen de heersende verlichte opvattingen in de kerk en de samenleving. In 1823 spuwde Da Costa in Bewaren tegen den geest der eeuw zijn gal over de autonome mens die Gods almacht relativeert. In hetzelfde jaar publiceerde Abraham Capadose het geschrift Bestrijding der Vaccine of de Vaccine aan de beginselen der godsdienst, der rede en der ware geneeskunde getoetst. Hierin betoogt hij dat het proberen te voorkomen van ziekten een treden in Gods wegen is. Réveilaanhangers maakten zich trouwens wel vaker kwaad over het gebrek aan geestdrift bij de Nederlanders over de straffende hand van God. Toen in februari 1825 in Nederland een watersnood plaatsvond waarbij 800 mensen omkwamen en vele duizenden mensen dakloos werden, werd er door de autoriteiten en particulieren snel financiële hulp geboden. In de pers werd deze offervaardigheid geprezen. Bilderdijk, Da Costa en Capadose meenden dat daarmee aan de essentie van de ramp, de toorn van God, voorbijgegaan werd. Zij kregen bijval van de Engelsman Algernon Sydney Thelwall, een predikant die sinds 1819 in Amsterdam zending onder de joden bedreef. Thelwall schreef de brochure Keert u tot Hem die slaat. Hierin hekelde hij de naar zijn mening goddeloze opvatting dat de watersnood natuurlijke oorzaken had en riep op tot berouw. Eerbied voor God was de belangrijkste boodschap op de bijeenkomsten die Da Costa vanaf 1826 bij zich thuis organiseerde. Wekelijks verzamelden zich daar mensen om te bidden, te zingen en naar de bijbeluitleg van Da Costa te luisteren.

Net als In Amsterdam speelden in Den Haag leken aanvankelijk een belangrijke rol in de Réveilbeweging. In 1817 stichtte Cornelis van Zuylen van Nyevelt daar de vereniging 'Ware Vrienden van het Christendom'. Maar allengs wonnen predikanten als Dirk Molenaar en Jean Charles Isaac Sécretan aan invloed in de Haagse Réveilbeweging. Terwijl de Amsterdammers hun activiteiten buiten de kerk ontplooiden, hechtte Groen van Prinsterer, die vanaf 1830 de leidende figuur in het Haagse Réveil was geworden, groot belang aan het tot de orthodoxie terugbrengen van de Hervormde Kerk. Groen van Prinsterer zag in het geloof een van de pijlers onder de Nederlandse identiteit. De andere pijler was het Oranjehuis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat, toen het na de afscheiding van België in 1830 tot een militair ingrijpen kwam, veel Réveilaanhangers zich als vrijwilliger meldden. De strijd in België bood Réveilaanhangers de gelegenheid om hun ideeën te verspreiden. Na de val in 1832 van het laatste Hollandse bolwerk in België, de citadel van Antwerpen, werden duizenden militairen krijgsgevangen gemaakt en geïnterneerd in St. Omer. Toen de Amsterdamse bankier en Réveilaanhanger Willem de Clercq ter ore kwam dat de Rotterdamse fuselier Johan Merckens Bijbellezingen onder de gevangenen hield, organiseerde hij inzamelingen om de soldaten van bijbels en religieuze propaganda te voorzien. Meer in het algemeen werd in kringen van het Réveil de behoefte gevoeld om hun gedachtegoed uit te dragen en in 1834 werd door Da Costa, de letterkundige en politicus Hendrik Jan Koenen en de Belgiëveteraan Anne Maurits Cornelis van Hall het tijdschrift Nederlandsche stemmen over godsdienst, staat-, geschied- en letterkunde op de markt gebracht. De redactie raakte bijna meteen na de oprichting verdeeld toen in oktober 1834 een aantal mensen zich uit verontwaardiging over de in de Hervormde Kerk getolereerde vrije interpretatie van de Bijbel en de verslapping van de Kerktucht afscheidde van de Hervormde Kerk. Zij werden vervolgd wegens het zonder toestemming van de overheid houden van godsdienstoefeningen. Da Costa was het wel met hen eens dat het door de Hervormde Kerk niet langer vasthouden aan de oorspronkelijke belijdenis een ernstige afwijking van de leer was maar vond dit niet voldoende om afscheiding te rechtvaardigen. Van Hall daarentegen nam de verdediging van de vervolgden op zich. Hij schreef daar een principieel stuk over De vrijheid van godsdienst-oefeningen in Nederland. Pleitrede en sloot zich in 1836 daadwerkelijk aan bij de afgescheidenen.

Een andere splijtzwam binnen het Réveil was de leer van dominee H.F. Kohlbrugge (1803-1875), die meende dat de mens ook na zijn verlossing door Jezus Christus nog steeds niet in staat was tot enig goed, terwijl de meerderheid van de aanhangers van het Réveil van mening was dat de gelovige nadat hij gered was goede werken moest verrichten die recht deden aan de bekering. Da Costa verwierp de visie van Kohlbrugge, De Clercq kreeg het erg benauwd bij de gedachte dat Kohlbrugge misschien gelijk had en dat hij zich te veel om het welzijn van zichzelf en anderen bekommerde.

Hoewel her en der aanhangers van het Réveil individueel eerder aan weldadigheid deden, kwam het maatschappelijk engagement pas goed op gang rond 1840 in de strijd tegen de slavernij. Die was in Engeland in 1833 afgeschaft en vanuit Engeland reisden abolitionisten Europa door om afschaffing te bepleiten. Ze kwamen er al snel achter dat het in Nederland verstandiger was om niet over de morele verwerpelijkheid van de slavernij te beginnen. Beter was het er op te wijzen dat het werken met vrije werknemers tot hogere winsten leidde. Wat het in Réveilkringen bovendien als argument tegen de slavernij goed deed, was dat het makkelijker was om vrijen dan om slaven te bekeren.

In 1840 en 1841 hield een groep quakers antislavernij-meetings in Nederland. Deze meetings veoorzaakten veel geestdrift en even leek het erop of er een nationale antislavernijvereniging zou worden opgericht, maar door twisten tussen de liberalen en de antirevolutionairen kwam het er niet van. Wel kwamen beide groeperingen met een adres aan de koning waarin afschaffing werd bepleit. In de strijd tegen de slavernij en in de concurrentie met de liberalen ontwikkelden de aanhangers van het Réveil een zekere organisatiestructuur. Die kreeg een meer reguliere vorm toen in 1845 Ottho Gerhard Heldring opriep tot bundeling van de protestantse krachten voor het doen van filantropisch werk. Deze oproep leidde tot de halfjaarlijkse vergaderingen van de Christelijke Vrienden. Wat de deelnemers verbond, was het doen van goede werken. Heldring zelf zette een reeks tehuizen op voor verwaarloosde kinderen en prostituees, anderen zetten zich in voor ziekenverpleging. De Christelijke Vrienden gaven een tijdschrift uit, De Vereeniging, Christelijke Stemmen, waarin van christelijk-filantropische activiteiten in binnen- en buitenland verslag werd gedaan. Een andere activiteit van het Réveil was de zending onder de joden. Op verzoek van Isaäc da Costa en Abraham Capadose werd Carl Schwartz in 1849 door de Vrije Schotse Kerk naar Amsterdam gestuurd om zending onder de joden te bedrijven. Schwartz richtte hiertoe het tijdschrift De Heraut: eene stem over Israël en tot Israël op.

Wat de vrienden uiteen dreef, waren de opvattingen over het geloof. Aan de ene kant stonden de Haagse Réveilmannen Groen van Prinsterer, Dirk van Hogendorp en Elout van Soeterwoude, die het heil verwachtten van terugkeer naar de leertucht der Dordtse kerkvaderen. Anderen, zoals Da Costa en Beets, meenden dat uitsluitend de verkondiging van het Evangelie tot herstel van de kerk zou leiden. Deze tweespalt was al gebleken in 1842, toen een door Groen van Prinsterer opgesteld adres aan de synode waarin om handhaving van de Drie Formulieren van Enigheid werd gevraagd geen steun kreeg van de Amsterdammers Da Costa en De Clercq. Deze tegenstelling leidde tot veel spanning binnen de Christelijke Vrienden. In 1853 vormde zich een groep predikanten rond het tijdschrift Ernst en vrede, die probeerde in een nieuwe theologie een compromis te vinden. Zij werden op de bijeenkomst van de Christelijke Vrienden van oktober 1854 zo hard aangevallen door de evangelist Jan de Liefde dat het tot een onherstelbare breuk kwam. De Vrienden kwamen niet meer bijeen. Binnen de orthodoxie bleef de tegenstelling bestaan tussen hen die het accent legden op de persoonlijke geloofsbeleving en hen die terugkeer naar de presbyteriaal-synodale kerkstructuur voorstonden. De eersten, aanhangers van de ethisch-irenische richting, schaarden zich in 1854 om Chantepie de la Saussaye, de laatsten richtten onder leiding van Heldring in 1864 de Confessionele Vereniging op. In 1880 moesten beide richtingen het afleggen tegen Abraham Kuyper, die met zijn neocalvinisme een heel andere groep van de samenleving aansprak, die van de middenstanders, boeren en kleine ambtenaren. Het Réveil bleef wel een inspiratiebron voor de in 1854 opgerichte Nederlandsche Evangelisch-Protestantsche Vereeniging, die evangelisten uitzond, en voor Hendrik Pierson en Andrew de Graaf, die eind negentiende en begin twintigste eeuw onvermoeibaar streden tegen de vrouwenhandel en de reglementering van de prostitutie.

Extent

37.5 meter

Abstract in Dutch

Het Réveil was een opwekkingsbeweging binnen het protestantisme tussen 1820 en 1860. De aanhang bestond uit predikanten en leken, overwegend afkomstig uit de gegoede burgerij. De beweging zette zich aanvankelijk sterk af tegen de relativering van het geloof en richtte zich later steeds meer op filantropisch werk. Belangrijke figuren uit de onstuimige beginperiode waren Willem de Clercq en Isaäc da Costa, terwijl Ottho Gerhard Heldring de grote man van de praktijk was. Rond 1860 viel de beweging uiteen, nog voordat onder Abraham Kuyper de kleine luyden het binnen de orthodoxie voor het zeggen kregen. De Stichting Het Réveil-Archief, opgericht in 1930, beoogt bronnen voor de geschiedschrijving van de beweging bijeen te brengen en de bestudering ervan te bevorderen. Het verzamelde materiaal heeft betrekking op enige tientallen aanhangers van de beweging. Het bestaat voor een belangrijk deel uit correspondentie van Réveilfiguren onderling en van Réveilfiguren met derden. Ook bevat de collectie veel egodocumenten, waaronder het omvangrijke dagboek van Willem de Clercq.

Abstract in English

The Réveil was a revival movement within Protestantism between 1820 and 1860. Its supporters were to be found among clergymen and laypeople who largely derived from the upper middle classes. Initially the movement reacted strongly against the contemporary critique of faith, while later it increasingly focused on philanthropy. Leading figures from the tempestuous early years were Willem de Clercq and Isaac da Costa, while Ottho Gerhard Heldring was the motor behind the movement’s social work . The movement disintegrated around 1860, even before the ‘kleine luyden’ or lower middle classes gained the upper hand within the orthodoxy under the theologian, later Prime Minister, Abraham Kuyper. Established in 1930, the Stichting Het Réveil-Archief is a foundation that aims to collect sources for the historiography of the movement and promote the study of it. The collected material relates to a few dozen supporters of the movement, and consists for an important part of correspondence between figures of the Réveil movement themselves and with third parties. The collection is also rich in ego documents, including the extensive diary of Willem de Clercq.

Arrangement

De collectie bestaat uit drie afdelingen:

Afdeling I is ontsloten door middel van de Beknopte catalogus der Stichting: Réveil-Archief Amsterdam, [Amsterdam 1937], en de Catalogus der Stichting Réveil-Archief 1930-1955, [Amsterdam 1955]. Hierin zijn van Réveil-personen, -families en -instanties verzamelingen op naam opgenomen, met een inventarisatie van de inhoud van die verzamelingen. Elke verzameling is geplaatst onder een letter. De letters lopen van A tot Z (plus Aa en Bb. Hoewel hier grotendeels vóór 1955 binnengekomen materiaal te vinden is, zijn er incidenteel aanvullingen van na 1955 bijgevoegd, zoals een aanvulling uit 1998 op deelcollectie RA H (Isaäc da Costa).

Afdeling II bestaat uit aanwinsten van na 1955 die naar persoon of organisatie geordend zijn; ze vormen de deelcollecties 02 t/m 23. De organisatie van het materiaal is niet altijd even doorzichtig. Zo is materiaal betreffende Allard Pierson te vinden in zowel RA 04 als RA 18,

Afdeling III bestaat uit losse, ongeordende aanwinsten die ondergebracht zijn in rubriek RA 01.

In afdeling I zijn de volgende deelcollecties opgenomen:

RA A Collectie H.J. Koenen

RA B Collectie J.J.L. van der Brugghen

RA C Collectie G.H. de Marez Oyens

RA D Diversen

RA E Collectie P.J. Elout van Soeterwoude

RA F Collectie Willem de Clercq

RA Ff Collectie Gerrit de Clercq

RA G Collectie C.C. Callenbach

RA H Collectie Isaäc da Costa

RA J Collectie Nicolaas Hendrik de Graaf

RA K Collectie J.A. Singendonck

RA Kk Collectie Van der Brugghen-Singendonck

RA L Collectie C.M. van der Kemp

RA M Collectie Jan Willem Gefken

RA N Collectie H.W. Witteveen

RA O Collectie Carl A.F. Schwartz

RA P Collectie M. Wiegand

RA Q Collectie J.W. van Loon

RA R Collectie Dirk van Hogendorp

RA S Collectie M.J. Chevallier

RA T Collectie A.M.C. van Asch van Wijck

RA X Collectie Matthijs Westendorp

RA Y Collectie AE. Mackay van Ophemert

RA Z Collectie H.J. Lemkes

RA Aa Collectie G. Willink van Bennebroek

RA Bb Collectie A.W. Bilderdijk



Drie deelcollecties met letter zijn na 1955 verplaatst naar afdeling II: RA I is nu RA 17, RA U is nu RA 05, en RA V is nu RA 23.

In RA O bevond zich tot 1938 de brievenverzameling die betrekking heeft op B.J.L. de Geer van Jutphaas

RA W (D.J. van Lennep en Jacob van Lennep) is in 1976 overgebracht naar het Gemeentearchief Amsterdam.



In afdeling II zijn de volgende deelcollecties opgenomen:

RA 02 Familie Mulder

RA 03 Willem de Clercq

RA 04 Allard Pierson en Samuel Adrianus Naber

RA 05 Ottho Gerhard Heldring

RA 06 Hendrik Pierson

RA 07 Heldringstichtingen

RA 08 Vereeniging tot Opbeuring van Boetvaardige Gevallen Vrouwen

RA 09 Frederik Lodewijk Abresch en Wilhelmina Jacoba Roldanus

RA 10 Eduard Böhl

RA 11 Henri Jean Arnaud Boissevain en Petronella Drost

RA 12 Hendrik Daniël Gildemeester en Jeanne Marie Boissevain

RA 13 Adriaan Gildemeester en Margaretha Elisabeth de Clercq

RA 14 Jan Lodewijk de Graaf

RA 15 Andrew de Graaf en Jacoba Catharina Dionysia Koenen

RA 16 Nicolaas Hendrik de Graaf

RA 17 Jan Lodewijk Gregrory Pierson en Ida Oyens

RA 18 Allard Pierson en Paulina Gildemeester

RA 19 Jan Lodewijk Pierson en Henriette Wilhelmina Johanna van Goudoever

RA 20 Hendrik Pierson en Hermine Agnes Kolff / Petronella Adriana Oyens

RA 21 Nicolaas Gerard Pierson en Catharina Rutgera Waller

RA 22 Lina Eudia Pierson en Willem de Ridder

RA 23 Nederlandsch Evangelisch-Protestantsche Vereeniging (NEPV)

Zoals uit bovenstaande lijsten blijkt, komen sommige personen (Willem de Clercq en Nicolaas Hendrik de Graaf) in zowel afdeling I als afdeling II voor.

Er bestaat een lijst van afbeeldingen die uit de afdelingen I en II komen en een lijst van afbeeldingen die uit afdeling III (RA 01) komt. Van de realia is ook een lijst.

Van een aantal deelcollecties is een afzonderlijke collectiebeschrijving gemaakt. Deze deelcollecties worden vermeld bij 'Andere toegang'.

Physical Location

Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

Other Finding Aids

  1. [M.E. Kluit].Beknopte catalogus der Stichting: Réveil-Archief Amsterdam. [Amsterdam, 1937].
  2. [M.E. Kluit].Supplement-catalogus 1937-1938. [Amsterdam, 1938].
  3. [M.E. Kluit].Supplement-catalogus 1938. [Amsterdam, 1938].
  4. [M.E. Kluit].Catalogus der Stichting Réveil-Archief 1930-1955. [Amsterdam, 1955].
  5. P.J.V. Dekkers. Plaatsingslijst van de losse aanwinsten annex overzicht van de toegangen op de fondsen van de Stichting Het Réveil-Archief (niet opgenomen in de catalogus van 1955) 1561-1985. Arnhem, 1995.
  6. R. Richard. Het Réveil-Archief. In: Theologie in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Bijdragen over de collecties en verwante verzamelingen alsmede Doopsgezinde Adversaria verschenen bij het afscheid van Dr. Simon L. Verheus als conservator van de kerkelijke collecties. Amsterdam, 1985, p. 82-95.
  7. Catalogus van de Universiteit van Amsterdam.

Custodial History

De geschiedenis van de collectie begint met het beheer van de collectie Willem de Clercq. In 1928 droeg zijn kleindochter Anna Elisabeth Kluit-De Clercq (1867-1930) het beheer van zijn collectie over aan haar dochter Marie Elisabeth Kluit (1903-1977). Daarbij sprak zij de wens uit dat het archief naar een nog op te richten Réveil-archief zou gaan. Op 4 april 1930 werd de Stichting 'Het Réveil-Archief' opgericht. Het bestuur deed een oproep aan de nazaten van Réveilfiguren om verzamelingen te schenken. Uit het eerste jaarverslag van de stichting van 1931 blijkt dat aan deze oproep op grote schaal gehoor werd gegeven. De stichting verwierf onder meer de verzamelingen H.J. Koenen, J.J.L. van der Brugghen, Isaäc da Costa en Willem de Clercq. In de loop der jaren werd de collectie verder uitgebreid. Belangrijke aanwinsten waren het archief De Graaf-Pierson (1932), het archief van de Heldring-gestichten (1946), het archief N.H. de Graaf (1948), de verzameling Allard Pierson en Pauline Gildemeester (1958/1961), het archief van Andrew de Graaf (1978 en 1991) en een belangrijke aanvulling op de collectie Da Costa in 1998.

Immediate Source of Acquisition

In maart 1931 werd een overeenkomst gesloten tussen het bestuur van de Stichting Het Réveil-Archief en de Universiteitsbibliotheek Amsterdam waarin de stichting de totale collectie in bruikleen gaf aan de Universiteitsbibliotheek.

Appraisal

In 1938 werd de brievenverzameling die betrekking heeft op B.J.L. de Geer van Jutphaas overgebracht naar de Universiteitsbibliotheek van Utrecht, waar zij werd toegevoegd aan het archief De Geer van Jutphaas dat zich al in Utrecht bevond. In 1976 werd op verzoek van de nazaten van Jacob van Lennep de in 1938 in bruikleen verkregen collectie D.J. en Jacob van Lennep overgedragen aan het Gemeentearchief Amsterdam. In 1980 kreeg de Stichting Het Réveil-Archief de briefwisseling tussen M. Kol en H.F. Kohlbrugge en de collectie brieven van Kohlbrugge aan M. Westendorp, J. Wichelhaus en J. Künzli. Het bestuur van de stichting besloot deze brievencollecties over te dragen aan de Universiteitsbibliotheek van Utrecht.

Het Réveilarchief is voor onderzoekers uit allerlei disciplines interessant. Voor neerlandici die zich bezighouden met Bilderdijk en Da Costa. Voor sociologen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van christelijke filantropische instellingen, zoals de Heldringstichtingen. Voor historici met belangstelling voor de strijd tegen de gereglementeerde prostitutie en de slavernij. Maar in de eerste plaats is de collectie een goudmijn voor degenen die studie maken van de ontwikkeling van het protestantisme in de eerste helft van de negentiende eeuw. Er is veel te vinden over het ontstaan van de eerste zuil in de Nederlandse samenleving.

Accruals

Incidentele schenkingen aan de stichting worden toegevoegd aan het bruikleen.

Existence and Location of Copies

De gehele collectie is verfilmd en raadpleegbaar vanaf microfilm (OTM: microfilm 3000-3331 en 3400-3436 / Hs. RA A-Kk, RA 01-23).

Separated Materials

Verwijzingen naar materiaal dat verband houdt met materiaal in deelcollecties waarvan een beschrijving gemaakt is, zijn te vinden in de desbetreffende deelbeschrijvingen. Zo is bijvoorbeeld de verwijzing naar de in de Vrije Universiteit aanwezige correspondentie tussen H.J. Lemkes en Abraham Kuyper in de collectiebeschrijving Lemkes te vinden. Verwijzingen naar collecties die betrekking hebben op personen en instanties die niet apart beschreven zijn, volgen hieronder.

Het grootste deel van de collectie Mathile Jacques Chevallier is terecht gekomen in het archief van de familie Chevallier in de Universiteitsbibliotheek van Utrecht.

Het archief van Guillaume Groen van Prinsterer, de belangrijkste vertegenwoordiger van het Réveil in Den Haag, bevindt zich in het Nationaal Archief in Den Haag.

Het grootste deel van het archief van H.F. Kohlbrugge, die een scheiding der geesten in het Réveil teweeg bracht, bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek van Utrecht.

Correspondentie van Réveilfiguren met dominee H.P. Scholte, die na de afscheiding van 1834 geschorst werd en in 1847 naar de Verenigde Staten emigreerde. Daar stichtte hij de plaats Pella in Iowa. In Pella worden in de Geisler Library Archives van Central College de Scholte Papers bewaard.

Bibliography

  • P.J.V. Dekkers. Een nieuwe fase in de ontsluiting van het Réveil-Archief. In: Documentatieblad voor de Nederlandse kerkgeschiedenis na 1800 42 (1995), juni, p. 36-50.
  • A.J. van den Berg (red.). Aspecten van het Réveil in druk. Zoetermeer, 1998.
  • Piet Visser. Het werk van den boekdrukker is goud waard. Aspecten van Het Réveil in druk. [Leiden, 1998]. (Vriendenmapje UB-UvA; 10). Uitg. t.g.v. de dubbeltentoonstelling: Aspecten van het Réveil in druk, gehouden van 23 oktober tot 23 december 1998 in de Bibliotheek van de Vrije Universiteit en de Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UBA).
  • W. van Oosterwijk Bruyn. Het Réveil in Nederland. In verband met de vergaderingen der Christelijke Vrienden te Amsterdam. Utrecht, 1890.
  • M.E. Kluit. Het Réveil in Nederland. 1817-1854. Amsterdam, 1936.
  • M.C.Th. van Lennep. De ontwikkeling der inwendige zending in Nederland. 2e verm. dr. 's-Gravenhage, 1946.
  • J.J.R. Schmal. Tweeërlei staatsbeschouwing in het Réveil. 's-Gravenhage, [1943].
  • J.P. Moet. Mr. C.M. van der Kemp (1799-1862), inzonderheid als Réveil-figuur. Vlaardingen, 1948.
  • D. Kalmijn. Abraham Capadose. 's-Gravenhage, 1955. Proefschrift.
  • M.E. Kluit. Het protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten. 1815-1865. Amsterdam, 1970.
  • M.E. Kluit. Nader over het Réveil. Vijf schetsen. Kampen, [1977].
  • P.L. Schram. Réveil-onderzoek. In: Documentatieblad voor de Nederlandse kerkgeschiedenis na 1800 3 (1978), maart.
  • Aspecten van het Réveil. Opstellen ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Stichting Het Réveil-Archief. Kampen, 1980.
  • B. de Gaay Fortman. Figuren uit het Réveil. Opstellen van Mr. B. de Gaay Fortman (1884-1961). Kampen, 1980.
  • J.A. Bornewasser. Hoe conservatief was het Réveil? 's-Gravenhage, 1982. Uitgewerkte versie van een rede, gehouden op 9 mei 1980 te Amsterdam bij gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de stichting "Het Réveil-Archief".
  • Allard Pierson. Oudere tijdgenooten. 4e druk verzorgd door P.L. Schram. Amsterdam, 1982.
  • C. Smits. De afscheiding van 1834. Zesde deel: Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie. Dordrecht, 1984.
  • S.W. de Boer. Een sprekend geweten. De ontwikkeling van Mr. A.M.C. van Hall in zijn publicitaire arbeid voor de "Nederlandsche Stemmen" en "De Reformatie". Kampen, 1985.
  • B. Kruithof e.a. Het Réveil in de praktijk. Kampen, 2002. (Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800; jrg. 25, nr. 56).
  • J. van Vree e.a. Vrouwen in het Réveil. Kampen, 2003. (Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800; jrg. 26, nr. 59).
  • W. van der Zwaag. Twaalf Réveilgetuigen. Willem Bilderdijk en zijn geestverwanten. Barneveld, 2003.
  • Het Réveil in het verenigingsleven 1830-1870. Studiedag van de stichting Réveil-Archief op 5 november 2004. Kampen, 2005. (Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800; jrg. 28, nr. 63).
  • W. van der Zwaag. Reveil en afscheiding. Negentiende-eeuwse kerkhistorie met bijzondere actualiteit. Kampen, 2006.
  • M.J. Janse. De afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland 1840-1880. [Amsterdam], 2007. Proefschrift.
  • A. Kagchelland en M. Kagchelland. Van dompers en verlichten. Een onderzoek naar de confrontatie tussen het vroege protestantse Réveil en de Verlichting in Nederland (1815-1826). Delft, 2009.

General

Microfilms van de gehele collectie kunnen worden aangevraagd bij de balie van de Onderzoekzaal. Vermeld dient te worden: de filmnummers.

Processing Information

In de overeenkomst tussen de Stichting Het Réveil-Archief en de Universiteitsbibliotheek van 1931 nam de stichting op zich om voor een beschrijving van de collectie te zorgen. Vanaf 1930 tot 1935 verschenen beschrijvingen van de deelcollecties in de jaarverslagen. In 1937 werden deze beschrijvingen samengevat in de Beknopte catalogus der Stichting: Réveil-Archief Amsterdam, waaraan in 1938 nog twee beknopte supplementen werden toegevoegd. In 1955 verscheen een herziene en uitgebreide variant van deze catalogus. In de jaren tachtig werd een deel van de nieuwe aanwinsten door middel van fichecatalogi toegankelijk gemaakt. In de herfst van 1994 heeft P.J.V. Dekkers enige orde in het resultaat van deze werkzaamheden proberen te scheppen. In de verantwoording van zijn werkzaamheden plaatste hij kritische kanttekeningen bij de werkwijze van zijn voorgangers. Verzamelingen waren zo uit elkaar gehaald dat de samenhang niet meer viel te achterhalen. Bijlagen waren van de oorspronkelijke stukken gescheiden. Het overzicht dat Dekkers gemaakt heeft, behelsde een Plaatsingslijst van circa 1850 Losse Aanwinsten onder signatuur RA 01 en een reeks verzamelingen van Réveil-personen, -families en -instanties onder de signaturen RA 02 t/m 23. In 2008 werd voorafgaand aan de microverfilming van het Réveil-Archief de ordening in de bestaande inventarissen verbeterd. In 2021 is de inventaris met daarin opgenomen de iconografie online gepubliceerd.

Title
Inventaris van de collectie van de Stichting Het Réveil-Archief (1625-1985)
Author
E.J. Driessen
Date
2021
Description rules
International Standard for Archival Description - General
Language of description
Dutch; Flemish
Script of description
Latin
Language of description note
Nederlands
Edition statement
Eerste versie 2011, tweede herziene versie 2021

Repository Details

Part of the Allard Pierson Repository

Contact:
Oude Turfmarkt 127-129
Amsterdam 1012 GC Nederland