Skip to main content

Topografische collectie van de Universiteit van Amsterdam

 Collection
Identifier: UBA202

Scope and Contents

De collectie bestaat uit prenten van gebouwen waarin het Athenaeum Illustre, de Universiteit van Amsterdam of andere instellingen van hoger onderwijs in Amsterdam gevestigd zijn geweest. Ook zijn afbeeldingen opgenomen die dateren uit de tijd voorafgaand aan de vestiging. Alle kunsttechnieken zijn in de collectie vertegenwoordigd, zoals gravures, etsen, litho's en allerlei vormen van fotografische reproducties. Een groot deel van de topografische prenten uit de collectie van de Universiteit van Amsterdam is afkomstig uit boeken uit de tweede helft van de 17de eeuw en de 18de eeuw. Het samenstellen, illustreren en uitgeven van de stadsbeschrijvingen ging er in deze periode anders aan toe dan vandaag de dag. Tekst en illustraties werden van elkaar overgenomen en aangepast. Bovendien werden in de 17de eeuw vrijwel alle boeken ongebonden verkocht. Losse gravures werden door een eigen binder meegebonden of ingevoegd.

In 1611 verscheen de eerste stadsbeschrijving van Amsterdam, Rerum et urbis Amstelodamensium historia van Johannes Pontanus. De tekst was in het Latijn en er waren drie afbeeldingen aan toegevoegd. Er werd voor deze illustraties gebruik gemaakt van een bestaande reeks. In de verzameling van de Universiteit van Amsterdam bevindt zich een afbeelding van het Oudemannenhuis voordat deze werd gebruikt door de uitgever Judocus Hondius en dezelfde afbeelding met enkele aanpassingen. Er is een Latijns opschrift toegevoegd, het Latijnse onderschrift is gewijzigd en het serienummer is slordig weggewerkt (zie 020.150 en 020.162). In 1614 verscheen een Nederlandse vertaling van het boek.

In 1662 werd door de uitgever M.W. Doornick het boek Beschrijvinge der wijt-vermaarde koopstad Amstelredam op de markt gebracht, met een tekst van Melchior Fokkens. I. Veenhuisen was de illustrator. Stadsbeschrijvingen waren in deze tijd populair en ook de uitgever en plaatsnijder Jacob van Meurs was bezig met voorbereidingen. Hij zorgde ervoor dat de stadsbeschrijving in meerdere talen en formaten kon verschijnen. In 1663 verscheen de Historische beschrijving der stadt Amsterdam met tekst van Olfert Dapper, een jaar later verscheen de Beschreibung der Stadt Amsterdam met een tekst van Philip von Zesen. Jacob van Meurs was van oorsprong een plaatsnijder, maar hij was zich in de loop der jaren meer gaan richten op het uitgeven van boeken. Op de illustraties staan geen vervaardigers vermeld. Bekend is dat hij zeker drie plaatsnijders in dienst had. Door de illustraties niet te signeren werd in het midden gelaten of Jacob van Meurs zelf de ets had vervaardigd of een van zijn medewerkers.

Ook andere uitgevers maakten gebruik van zijn illustraties. In de collectie van de Universiteit van Amsterdam bevindt zich een mooi voorbeeld. Op de illustratie van het Binnengasthuisterrein uit de stadsbeschrijving van O. Dapper (020.125) is een variant aanwezig (020.269). Het betreft dezelfde afbeelding, met toevoeging van zowel een legenda als een opschrift in het Frans. De oorspronkelijke Nederlandse legenda is geplaatst in een kader. Onder dit kader is de Franse vertaling toegevoegd. Evenzo is in het medaillon het woord "l'Hospital" geplaatst. I.H. van Eeghen stelt dat het hier om losse prenten gaat die niet zijn vervaardigd voor een boek.

De uitgever Doornick vroeg Tobias van Domselaer een nieuwe stadsbeschrijving te schrijven. De Beschrijvingh der wijdt-vermaarde koop-stadt Amstelredam verscheen in 1665. Voor de tekst maakte Van Domselaer deels gebruik van het boek van Dapper, maar ook de aantekeningen van Isaac Commelin werden geraadpleegd. De illustraties werden grotendeels verzorgd door Zacharias Webbers en I. Veenhuisen, die zich sterk lieten inspireren door de afbeeldingen van Jacob van Meurs en zijn medewerkers. Een aantal van de illustraties werd zelfs gekopieerd. Omdat de collectie van de Universiteit van Amsterdam vrij compleet is, is het mogelijk de illustraties naast elkaar te leggen. Zo is er bijvoorbeeld van de Agnietenkapel uit beide stadsbeschrijvingen een afbeelding. De overeenkomsten zijn overduidelijk.

In 1693 verscheen de stadsbeschrijving van Caspar Commelin. Het boek van Van Domselaer werd in de Beschrijvinge van Amsterdam van Caspar Commelin bijgewerkt tot 1691. Hij raadpleegde de aantekeningen van zijn vader Isaac Commelin uitvoeriger dan Van Domselaer. Een groot deel van de illustraties was wederom geïnspireerd op de afbeeldingen uit de stadsbeschrijving van Dapper. Consequent werden de titels van de gebouwen in een banderol middenboven weergegeven. De prent van de Doorluchtige School werd slechts op enkele punten gewijzigd (020.490 en 020.046). De top van de gevel van het gebouw rechts van de Agnietenkapel werd gewijzigd, de personen op straat werden iets kleiner uitgevoerd en een trap een paar panden rechts van de Doorluchtige School kreeg ook een ander aanzien. Maar het uiterlijk van de kapel, de boom op de voorgrond en het bootje in de gracht bleven precies hetzelfde.

In het eerste decenium van de 18de eeuw verscheen een serie stadsgezichten van Amsterdam, door Petrus Schenk bijeengebracht. De serie had oorspronkelijk geen titel, maar werd vaak aangeduid met de titel Afbeeldinge der voornaamste gebouwen van Amsterdam. Het zijn bij elkaar honderd afbeeldingen van de stad, waarvan er echter slechts enkele oorspronkelijk zijn. Ook Petrus Schenk liet zich inspireren door de illustraties van Jacob van Meurs en de zijnen. In de collectie van de Universiteit van Amsterdam bevindt zich een aantal van deze prenten: het Oudemannenhuis meerdere malen (waarvan één exemplaar is ingekleurd), de Waag op de Nieuwmarkt, de Agnietenkapel, het Oudezijds Heerenlogement en de Hand- en Voetboogdoelen. Van al deze afbeeldingen bevindt zich in de collectie eveneens een exemplaar uit de stadsbeschrijving van Dapper, zodat een vergelijking gemaakt kan worden. Over het algemeen zijn de illustraties van Schenk eenvoudiger van opzet, met minder oog voor detail.

In het begin van de 18de eeuw verschenen twee boeken met beide zeer karakteristieke illustraties. In 1723 verscheen 's Waerelds koopslot, of de Amsterdamsche Beurs, geschreven door Roeland van Leuve. De illustraties in deze stadsbeschrijving bestaan steeds uit een rechthoek van zes kleine afbeeldingen. Twee afbeeldingen naast elkaar en drie boven elkaar. In de collectie bevinden zich zowel enkele losse prentjes (020.224) als een serie van zes prentjes (020.318).

In 1729 verscheen De Historische beschrijving van de Reformatie der stadt Amsterdam van Isaac Le Long waarin een serie vogelvluchtafbeeldingen van de kloosters is opgenomen. Karakteristiek voor de afbeeldingen is dat de gebouwen geplaatst zijn in een leeg landschap.

In 1760 verscheen het eerste deel van Amsterdam in zijne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schoolen, schutterye, gilden en regeeringe van de stadshistorieschrijver Jan Wagenaar. Voor de eerste keer kreeg iemand toestemming om, onder de nodige geheimhouding, de stedelijke archieven te bestuderen. Zo kon Wagenaar een stadsbeschrijving schrijven die vandaag de dag nog steeds geldt als een van de belangrijkste bronnen voor de geschiedenis van Amsterdam. Wagenaar schreef drie delen, waarvan de eerste twee werden uitgegeven door Isaak Tirion. Er verscheen nog een vierde deel, waarvan nooit helemaal met zekerheid is vastgesteld wie de auteur was.

In de topografische collectie van de Universiteit van Amsterdam bevindt zich een aantal prenten uit de stadsbeschrijving van Wagenaar; afbeeldingen van het kloosterterrein van de Oude en Nieuwe Nonnen en afbeeldingen van het Oudemannenhuis dat later op deze plek werd gebouwd. Ook is er een afbeelding van het Oudezijds Heerenlogement en het poortje van het gasthuis (020.044 en 020.493). Deze prent komt uit de stadsbeschrijving van Wagenaar, maar is ook opgenomen in de Atlas van Fouquet onder nummer 26a. In de Atlas heeft de prent echter geen onderschrift.

De Amsterdammer Pierre Fouquet junior gaf vanaf 1760 opdracht aan tekenaars om stadsgezichten te maken. Deze tekeningen liet hij vervolgens graveren. De eerste serie van tien stadsgezichten ontstond tussen 1760 en 1761. Fouquet ging door met het verstrekken van opdrachten. Belangrijke kunstenaars waren Jan de Beijer, Simon Fokke, Paul van Liender en Caspar Philips Jacobsz. Het merendeel van de prenten werd echter vervaardigd door H.P. Schouten. Uiteindelijk kwam een serie van honderd stadsgezichten tot stand.

Oorspronkelijk werden de prenten los verkocht. Toen er honderd prenten waren, in 1778, maakte Fouquet een titelblad, een inhoudsopgave en een plattegrond. Vanaf dat jaar verschenen er ook gebonden exemplaren van de honderd prenten met op het titelblad: Afbeeldingen van de wijdvermaarde koopstad Amsterdam benevens des zelvs voornaamste gebouwen en gezigten alle naar het leeven getekend. Receuil des edifices les plus considerables et des plus belles vues, de la fameuse ville d'Amsterdam, dessinées d'après nature. In de volksmond wordt gesproken van de Atlas van Fouquet.

Aangezien Fouquet geen boekverkoper was, maar handelaar in prenten en schilderijen, was hij zelf niet bevoegd om tekst toe te voegen aan de prenten. In 1783 verscheen bij de boekverkopers D.J. Changuion en P. den Hengst een gebonden exemplaar, waarin de prenten voorzien waren van Nederlandse tekst. De bundel kreeg de naam Nieuwe atlas van de voornaamste gebouwen en gezigten der stad Amsterdam, met derzelver beknopte beschrijvingen. De tekst die bij de prenten verscheen was grotendeels gebaseerd op de stadsbeschrijving van Jan Wagenaar. De prenten zijn in deze uitgave gevouwen. Door slijtage van de koperplaten zijn de prenten ook iets donkerder dan in de gebonden uitgave van Fouquet.

In de verzameling van de Universiteit van Amsterdam bevinden zich zowel prenten uit de Atlas van Fouquet als uit de Nieuwe Atlas. De laatste zijn in de catalogusbeschrijving gedateerd op 1783. Over de niet gevouwen prenten van voor 1783 is niet met zekerheid te zeggen of ze afkomstig zijn uit een gebonden exemplaar of dat het losse prenten betreft. Om onderscheid te maken met de exemplaren die afkomstig zijn uit de Nieuwe Atlas is in de beschrijving aangegeven dat de prent afkomstig is uit de Atlas van Fouquet.

Twee bijzondere prenten uit de Fouquet-serie zijn de afbeeldingen van de binnenplaats van het Oudemannenhuis. De prenten hebben een afwijkend onderschrift. Ze zijn opgedragen aan burgemeester Pieter Rendorp en tonen de classicistische gevels van het Oudemannenhuis dat van 1754-1757 werd verbouwd op voorstel van deze burgemeester. De prenten zijn interessant omdat ook de ontwerptekeningen van deze prenten zich in de collectie bevinden (020.079 en 020.080). De tekeningen zijn in 1775 gemaakt door Jan van Dijk. Op de prenten staat als vervaardiger P.R. van Dijk vermeld. Het is niet duidelijk of de twee vervaardigers familie van elkaar waren. De prenten wijken qua karakter af van de overige prenten in de Atlas van Fouquet. De nadruk ligt bij deze afbeeldingen eerder op de architectuur dan op de totale sfeer. Een ander opmerkelijk feit is dat de personen op de tekening in vergelijking met die op de prent aanmerkelijk groter van formaat zijn en minder elegant van uiterlijk. Op de tekening zijn het de oude mensen die men verwacht aan te treffen op een binnenplaats van een oudemannenhuis. Het feit dat deze prenten werden opgedragen aan burgemeester Rendorp, de man achter de verbouwing van het Oudemannenhuis, zal hierbij een rol hebben gespeeld.

In de collectie bevindt zich ook een aantal plattegronden. Ze geven een indruk van de stad en haar uitbreidingen van het midden van de 16de eeuw tot in de 18de eeuw. De plattegronden zijn afkomstig uit de stadsbeschijvingen van Caspar Commelin en Jan Wagenaar. Ook uit de Handvesten zijn drie plattegronden van Amsterdam in de collectie. De Handvesten heten voluit Handvesten; ofte privilegien ende octroyen; mitsgaders willekeuren, costuimen, ordonnnatien en handelingen der stad Amstelredam, en is een verzameling van alle wet- en regelgeving die in de stad van kracht was. De eerste drie delen werden samengesteld door Hermanus Noordkerk en verschenen in 1748. In het eerste deel zijn enkele plattegronden opgenomen. Zowel in 1755 als in 1778 verscheen een vervolg.

De collectie topografie van na 1877 bestaat grotendeels uit fotografische reproducties van nieuwe collegezalen, laboratoria en andere voorzieningen, die eind 19de, begin 20de eeuw gebouwd werden voor het groeiend aantal studenten.

Dates

  • 1591-heden
  • Majority of material found within 1700-1925

Creator

Language of Materials

Diverse talen, waaronder Nederlands

Conditions Governing Access

Voor raadpleging is een bezoekers- of lenerspas van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam vereist.

Conditions Governing Use

Bij raadpleging is het Reglement voor de gebruikers van de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam van toepassing. Reproductie en reproductierechtvergoedingen conform de Tarieven en Diensten Universiteit van Amsterdam.

Het materiaal in deze collectie wordt uitsluitend ter inzage gegeven.

Biographical / Historical

In 1632 werd in Amsterdam een plaatselijke instelling voor hoger onderwijs opgericht, het zogenaamde Athenaeum Illustre. Het was geen universiteit – men kon er niet promoveren –, maar wel een goede vooropleiding. De studie werd vervolgens afgerond aan een universiteit. Het Athenaeum Illustre was gevestigd in de kapel van het voormalige Agnietenklooster aan de Oudezijds Voorburgwal.

Amsterdam kende naast het Athenaeum verscheidene andere, meer praktijkgerichte opleidingen. In de eerste plaats was er het Collegium Chirurgicum, dat al vóór 1632 opleidingen verzorgde voor chirurgijns. Daarnaast waren er enkele kerkelijke opleidingen - voor Remonstranten vanaf 1634 en voor Doopsgezinden vanaf 1681 - die hier onder andere gevestigd waren vanwege de grote geestelijke vrijheid in de stad. Studenten van deze instellingen volgden soms colleges aan het Athenaeum Illustre.

In de 17de en 18de eeuw leidde het Athenaeum een wisselvallig bestaan. In de 19de eeuw werd het belang van de instelling groter. Het Athenaeum verzorgde vanaf 1800 lessen ten behoeve van niet-universitaire beroepsopleidingen, in het bijzonder aan apothekers- en heelmeestersleerlingen. Nieuwe opleidingen waarmee werd samengewerkt, waren het in 1816 opgerichte Evangelisch-Luthers Seminarium en de Klinische School, die in 1828 de taak overnam van het in 1798 opgeheven Collegium Chirurgicum.

In 1877 werd het Athenaeum verheven tot Universiteit van Amsterdam. Voor het eerst konden studenten in Amsterdam promoveren. Een tweede bloei zette in. In 1880 verhuisde de universiteit vanuit de Garnalendoelen, waar zij vanaf 1864 had gezeten, naar het Oudemanhuispoortcomplex. De Universiteitsbibliotheek werd ondergebracht in de juist verlaten Garnalendoelen. Dit was het begin van een geleidelijke annexatie van het gebouwencomplex aan het Singel door de Universiteitsbibliotheek. In 1864 was de veel te krappe en slecht onderhouden Agnietenkapel al verlaten, pas in 1919 werd het gebouw uit historische overwegingen teruggekocht en gerestaureerd.

Zeker op het gebied van de bètawetenschappen telde de Universiteit van Amsterdam in de decennia rond 1900 vele grootheden onder haar gelederen, onder wie enkele Nobelprijswinnaars. Voor hen werden verscheidene nieuwe laboratoria gebouwd, zoals het Natuurkundig Laboratorium voor J.D. van der Waals (1882), het Botanisch Laboratorium in de Hortus Botanicus voor Hugo de Vries (1912) en het Laboratorium Fysica voor Pieter Zeeman (1923).

In 1961 nam de rijksoverheid de financiering van de gemeente over. Het Maagdenhuis werd in gebruik genomen als bestuurscentrum. Vanaf dat moment groeide het aantal gebouwen waarin de universiteit gevestigd was exponentieel.

Extent

ca. 420 items

Abstract in Dutch

De collectie bestaat uit prenten van gebouwen waarin het Athenaeum Illustre, de Universiteit van Amsterdam, of andere instellingen van hoger onderwijs in Amsterdam gevestigd zijn geweest. Ook zijn afbeeldingen opgenomen die dateren uit de periode voorafgaand aan de vestiging. De collectie prenten van voor 1877 is waardevol door haar compleetheid.

Abstract in English

The collection consists of topographical prints of buildings of the University of Amsterdam (1877), of its predecessor the Athenaeum Illustre (1632) and of other educational institutes in Amsterdam. The illustrations dated before 1877 are surprisingly complete, which adds to the value of the collection.

Arrangement

De collectie is topografisch geordend:

  1. Plattegronden
  2. Agnietenkapel
  3. Gasthuizen
  4. Theatrum anatomicum
  5. Hortus Botanicus
  6. Natura Artis Magistra
  7. Universiteitsbibliotheek
  8. Oudemanhuispoort
  9. Laboratoria
  10. Overige gebouwen (Maagdenhuis, Lutherse kerk, Felix Meritis e.a.)

Physical Location

Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

Other Finding Aids

Catalogus van de Universiteit van Amsterdam.

Custodial History

Een klein deel van de collectie is bijeengebracht door het geschiedkundig dispuutgezelschap C.L.I.O. Dit studentengezelschap werd in 1882 opgericht en stelde zich ten doel alles te verzamelen dat betrekking had op de geschiedenis van het hoger onderwijs in Amsterdam, in de ruimste zin van het woord. Het dispuut werd in 1916 opgeheven; de verzameling bleef achter op de zolders van het universiteitsgebouw.

De overige objecten zijn later bijeengebracht door de Universiteit van Amsterdam. De geschiedenis van de afzonderlijk stukken voorafgaand aan de verwerving is – voor zover bekend – per item vastgelegd.

Immediate Source of Acquisition

In 1923 werd de Historische Commissie van de Universiteit van Amsterdam opgericht met het doel de verzameling van C.L.I.O. te beheren en uit te breiden. Het belangrijkste deel van de prentencollectie van voor 1877 werd in de jaren daarna bijeengebracht. H. van der Bijll heeft als secretaris van de Historische Commissie, en vanaf 1930 als conservator van de verzameling, een belangrijke rol gespeeld. Hij kocht zowel voor de verzameling van de Universiteit van Amsterdam prenten, als à titre personnel. Sommige van deze prenten schonk hij later weer aan de verzameling.

Belangrijke veilingen zijn de veiling van de verzameling van R.W.P. de Vries in 1925 en die van de verzameling van Jonkman in 1929. Uit de collectie van R.W.P. de Vries komt bijvoorbeeld de tekening van G. Lamberts van de oostzijde van de Agnietenkapel uit 1816. Deze tekening toont het uiterlijk van de achtergevel een paar jaar voordat deze ingrijpend werd gewijzigd tijdens de restauratie. Uit deze verzameling is ook een portefeuille aangeschaft met de aanduiding Het Athenaeum Illustre en de Universiteit, bestaande uit 70 prenten. Een enkele keer is te achterhalen of een prent uit deze portefeuille komt op basis van het op de prent aangebrachte kavelnummer. Ook is in een aantal gevallen het etiket uit de verzameling R.W.P. de Vries aangebracht.

Een groot aantal prenten uit de collectie van R.W.P. de Vries is indirect in de verzameling van de Universiteit van Amsterdam terecht gekomen. Aannemelijk is dat Van der Bijll prenten à titre personnel op de veiling kocht, die hij later weer schonk aan de verzameling. Zo kocht hij bijvoorbeeld twee tekeningen uit de 18de eeuw, toegeschreven aan J. Stellingwerf. De afbeelding van het Onze Lieve Vrouwe-Gasthuis bevindt zich nu in de verzameling van de Universiteit van Amsterdam (020.085), de afbeelding van het Sint-Pietersgasthuis echter niet. Ook de interessante tekening van het plafond van het Leprozenhuis is niet aangekocht op de veiling, maar uiteindelijk toch in de collectie terecht gekomen.

Een tweede belangrijke veiling was die van de collectie Jonkman in april 1929. De prachtige tekeningen van het Leprozenhuis door Schoemaker zijn afkomstig uit deze collectie (020.086 en 020.312). Maar ook de latere prenten van de binnenplaats van het Leprozenhuis door Jan de Beijer zijn op deze veiling aangeschaft. Twee sepiatekeningen van de achterkant van respectievelijk de Handboogdoelen en de Voetboogdoelen komen oorspronkelijk uit de beroemde Amsterdam-verzameling van D.C. Meijer Jr. In 1910 werd deze verzameling geveild, waarna de prenten opnieuw opdoken bij de Jonkman-auctie, waar Van der Bijll ze kocht voor de verzameling van de Universiteit van Amsterdam.

In datzelfde jaar werd een belangrijke schenking gedaan door De Nederlandsche Bank, die toen nog was gevestigd op de Oude Turfmarkt. Een aantal plattegronden van het gasthuisterrein, de gasthuiskerk en een van het Sint Pietersgasthuis uit 1777 behoorden tot de schenking uit het bezit van de bank.

Veel prenten werden door schenking verworven. Informatie over de verwerving van de afzonderlijke stukken is – voor zover bekend – per item vastgelegd.

Appraisal

De collectie prenten van voor 1877 is waardevol door haar compleetheid. Van verschillende gebouwen zijn vrijwel alle afbeeldingen uit de 17de- en 18de-eeuwse stadsbeschrijvingen aanwezig. Hierdoor is het mogelijk illustraties te vergelijken en opvallende overeenkomsten en verschillen te constateren.

Accruals

De collectie wordt incidenteel aangevuld.

Existence and Location of Copies

De collectie is deels gedigitaliseerd en raadpleegbaar via de beeldbank Topografie.

Related Materials

Bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam bevinden zich verscheidene versies van de genoemde plaatwerken.

Bibliography

  • Eveline Sint Nicolaas. Catalogus topografische prenten Universiteitsmuseum De Agnietenkapel. Ongepubliceerd typoscript, 1995.

General

De collectie kan online worden aangevraagd bij de collectiebeheerder.

Processing Information

De collectie is volledig ontsloten.

Title
Beschrijving van de topografische collectie van de Universiteit van Amsterdam (1591-heden)
Author
Marike van Roon
Date
2011
Description rules
International Standard for Archival Description - General
Language of description
Dutch; Flemish
Script of description
Latin
Language of description note
Nederlands

Repository Details

Part of the Allard Pierson Repository

Contact:
Oude Turfmarkt 127-129
Amsterdam 1012 GC Nederland